Nonkel sergeant moet zowat het stereotiepe voorbeeld zijn van een gefrustreerde rekrutentrainer. Talrijk zijn de jongens die nonkel sergeant tot man maakte. Even talrijk zijn de rechtszaken die jonge rekruten tegen hem aanspanden. Maar nimmer won zo’n groentje van mijn nonkel sergeant, tot meerdere eer en glorie van het vaderland. Dat raakt zomaar niet aan zijn bouwstenen. Het vaderland verzorgt zijn fundamenten zo goed en zo kwaad het maar kan. Al zal het volgens nonkel sergeant nooit meer worden wat het was. In tijden van dienstplicht en Koude Oorlog werd de sergeant nog werkelijk naar waarde geschat. Hij belichaamde de tucht en de eendracht in ons Belgenland.
De zoon van nonkel sergeant, mijn neef Joris, had een zware ontvoogdingsstrijd te voeren, dat spreekt. Wanneer de vaderfiguur regeert als een dictator, betekent rebellie vaak de enige uitweg voor de andere leden van het gezin. Goed dat neef Joris uit het rebelse hout gesneden was. Op lichamelijk gebied weigerde hij de korte gedrongen vormen van zijn vader aan te nemen. Zijn tengere lichaamsbouw volgde de bloedlijn van zijn moeder, tant’ Francine. Tijdens zijn puberteit nam neef Joris elke poging tot provocatie te baat. Hij dweepte met zware metalgroepen, droeg uitsluitend zwarte kledij en liet zijn haar groeien. Wanneer neef Joris na zijn middelbare studies besloot om naar het conservatorium te gaan, barstte de bom.
‘Wat?! Klarinet?! Gij zijt niet goed zeker!’ schreeuwde nonkel sergeant. ‘Klarinet is voor mietjes. Trouwens, heel het conservatorium zit vol sjanetten. Met al dat lang haar dat niet onder een baret kan en al dat gezeik over solsleutels. Den enige sleutel waar ge echt iets mee kunt, dat is nen Engelse. Gij naar ‘t conservatorium? Geen haar op mijne kop dat eraan denkt!’
Neef Joris zweeg als vermoord. Hij wist dat hij toch zou gaan, met of zonder goedkeuring van zijn pater familias. Ook tant’ Francine zweeg die bewuste dag. De vrouw van nonkel sergeant kende na al die jaren haar plaats wel.
Niemand weet exact hoe neef Joris het uiteindelijk voor elkaar kreeg. Hij startte zijn opleiding klarinet te Antwerpen. De eerste weken nam nonkel sergeant regelmatig contact op met het secretariaat van de muzikale instelling. Dan dreigde hij de afdeling hout- en koperblazers op te blazen. De dames, die het secretariaat bemanden, lieten de blaffende hond rustig uitrazen aan de lijn. Van die aanslag is nooit iets in huis gekomen.
Het staat buiten kijf dat neef Joris de beledigingen van zijn vader nooit heeft kunnen verkroppen. Dat maakte dat hij erg belust was op wraak. Op het jaarlijkse familiefeest in januari zou hij zijn vader eens goed voor schut zetten.
Op zo’n feest worden de nieuwe aanwinsten voorgesteld aan grootvader stamhoofd. Grootvader stamhoofd hield in vroegere jaren alles nauwkeurig bij in zijn stamboomboekje. Na herhaaldelijk schrappen en doorhalen werd de stamboom van zijn geslacht zo onoverzichtelijk, dat hij het niet meer nodig achtte om nieuwe namen te noteren of door te halen. De gevolgen waren niet gering. Zo presteerde hij het een keer om de nieuwe vriendin van neef Frederik met Valerie aan te spreken, terwijl lieve Valerie zich met neef Ward had verloofd.
Neef Joris had zijn wraak vakkundig uitgedacht. Hij zou een beetje later arriveren op het feest en ook dat beetje later liet flink op zich wachten. Nu houdt de familie niet van wachten. Op dat vlak hanteert ze ook vreemde voorschriften. Alle aanwezigen stellen zich cirkelvormig op en laten een klein gaatje in de gevormde formatie vallen. Via dat gaatje dient de telaatkomer in kwestie de kring te betreden. Dat biedt hem of haar de kans om de ganse familie op twee manieren te begroeten. Hij of zij kan elk familielid één voor één persoonlijk gaan groeten of er zich snel vanaf maken door gewoon ‘dag allemaal’ te roepen en enkele kushandjes te strooien. Die laatste mogelijkheid kan op weinig sympathie rekenen, waardoor de telaatkomer steeds genoodzaakt is heel de kring rond te gaan. Maar dat is nog lang niet het ergste. De speech van grootvader stamhoofd kan pas aanvangen vanaf het ogenblik dat iedereen aanwezig is. En grootvader stamhoofd wordt lichtelijk ambetant wanneer hij zijn speech moet uitstellen. Dan gaat hij zijn zinnen door elkaar haspelen. Tenslotte moet hij ophouden met spreken, omdat zijn stembanden het begeven onder de gigantische druk die hij zichzelf oplegt. Diegenen die zoiets op hun geweten hebben, worden jaren later nog verteerd door knagende schuldgevoelens.
Met z’n allen hadden we ons reeds in cirkelformatie opgesteld. Nonkel Frans deed een poging de boel wat op te vrolijken, maar niemand had echt zin om kat en muis te spelen. We grapten wat ongemakkelijk de spanning weg die zich aan het verspreiden was. Grootvader stamhoofd begon zichtbaar nerveus te worden. Zo nu en dan zette hij grote ogen op en bewoog zijn neusvleugels op en neer.
Plots betrad neef Joris de zaal. Met een fijne glimlach om de mond wurmde hij zich door het telaatkomersgaatje, tot in het middelpunt van de belangstelling.
‘Dag allemaal!’ riep hij.
Hij strooide enkele kushandjes en klapte in de handen, terwijl hij met zijn mond tromgeroffel nabootste. Een muzikaal intermezzo dat grootvader stamhoofd best waarderen kon. Met zijn knokige voet tikte hij de maat mee op de vloer. Alle ogen hadden zich ondertussen op de deur gericht. Een oude, papperige vent kwam binnen. Ook deze man wrong zich tot in het midden van de kring. Een bijtende zweetlucht verspreidde zich in de zaal.
‘Dat is Freddy,’ zei neef Joris, ‘mijn vaste vriend.’
Het werd muisstil.
‘Ja, pa, ik ben ne flikker,’ vervolgde neef Joris. ‘En ik ben heel gelukkig met Freddy. Wat had ge dan gedacht? Ik speel klarinet, dus ik blaas op alles wat ik in mijn handen krijg. Op dat vlak ben ik van nikske ni vies.’
Neef Joris greep de hand van nonkel sergeant en schudde overdreven hard. Nonkel sergeant trok zijn hand onmiddellijk terug. Hij was met verstomming geslagen. Na enkele ogenblikken ging de verstomming over in een furieus briesen en tant’ Francine barstte in een hevig snikken uit. De combinatie van briesen en snikken klonk als een harmonieus gecomponeerd muziekstuk, waarin tant’ Francine de tegentijden voor haar rekening nam. Ze kwam toen verrassend muzikaal voor de dag. Even leek nonkel sergeant solo te gaan, maar hij schudde een tactisch manoeuvre uit zijn mouw.
‘Francine, stopt met dat bleiren! Dat gaat niks veranderen aan die flikker van die zoon van ons.’
Als een Pruis klakte hij zijn hielen samen, legde zijn rechterhand op de hartstreek en hief de Brabaçonne aan. Nonkel Frans, die de tekst niet kende, zong luidkeels mee in de tatataa-versie.
Neef Joris stoorde zich niet aan het vaderlandslievend exces. Beheerst werkte hij de begroetingen in de kring af. Ook Freddy ging mee rond. Erg moedig van die man. Toch doorzetten, ondanks het wat stroeve eerste contact met zijn schoonouders.
De speech van grootvader stamhoofd was die feestelijke editie vreselijk kort. Zijn stembanden stonden onder vreselijke druk. Hij zei dat hij graag zo snel mogelijk aan tafel wilde en liet een luide boer.
‘Goe gezegd!’ riep nonkel Frans en hij zette het feestgedruis in gang: ‘Bikkebikkebik haphaphap!’
Freddy hebben we daarna nooit meer gezien. Neef Joris vertrouwde me later toe dat Freddy zijn docent muziekgeschiedenis was. Omdat hij vreesde voor een onvoldoende op dat onderdeel en omdat Freddy van lekker eten hield, hadden die twee het op een akkoordje gegooid: een voldoende in ruil voor een Bourgondisch maal in aangenaam gezelschap.
Op een volgend feestje kwam neef Joris met Veronique aanzetten, een studente trompet met een solide embouchure. Nonkel sergeant was zeer opgetogen over de keuze van zijn verloren zoon. Na de eerste kennismaking blies Veronique vlekkeloos de nationale hymne. Nonkel sergeant salueerde met tranen in de ogen.