zondag 29 mei 2016

stadsgedicht/versje - voor de meest processieonvriendelijke stang van Vlaanderen (en ver daarbuiten)

De ijzeren stang in de Lierse Pompstraat (Begijnhof) eist eens per jaar de hoofdrol op tijdens de rondgang van de Mariale kinderprocessie. Omdat een beeld meer zegt dan duizend woorden, de volgende foto van Jimmy Kets (uit het fotoboek SINT3/Macht der gewoonte; uitgave van stad Lier en Jimmy Kets):



'gij houdt met uw pompeuze verstijven
o roestrode stang
twee muren en veel goden
genadeloos in bedwang'





maandag 23 mei 2016

stadsgedicht 500 jaar Spui

Met een academische zitting op 20 mei luidde de Sociëteit van de Schaepshoofden de festiviteiten rond 500 jaar Spui in. Na enkele hooggeleerde sprekers sloot ik de avond af met mijn stadsgedicht hier waak ik.



hier waak ik –  500 jaar spui 
hier waak ik
met mijn tenen in het water
groot genoeg om vloed te breken
voldoende klein om te verdwijnen                               
in de oksel van een stad

tussen torens van bomen
sta ik op wacht
onder mijn versmalde oog
zag ik ze komen – in keurige kolonnes
hun wapens blinkend in de zon -                
ik gaf geen krimp
ik barstte niet of boog
en zag ze ook weer gaan

meer dag en dauw wil ik hier plukken
als stenen hoeder van geblaat
trots en met verbeten trek
zal ik de palingschuiten groeten
de karpers en de kano’s
de honden en konijnen
ik zal er langer zijn
dan hen dan u

ik heb hier de eeuwigheid
u slechts een seconde



Na het uitgraven van een verbinding tussen de Grote en de Kleine Nete in 1426, bouwden de architecten Antoon I en Antoon II Keldermans het Groot Spui van 1508 tot 1516. Er kwamen twee sluizen, het Groot en het Klein Spui. Nu blijft enkel het Groot Spui over.

woensdag 4 mei 2016

Het gezeefde gedicht - publicatie koffie en brood

Mijn gedicht koffie en brood haalde de zeef van de maand.
Lees hier meer gezeefde gedichten.

koffie en brood
hoe leegte het bed bezet
een knook kraakt op de treden

hoe een klink het begeeft
een oog vlucht tussen brood

hoe een rug zich nu draait
een kop damp achterblijft

het ochtendlicht valt tegen
en altijd naast het bord

korTom

Gisteren zat ik op de bus. Een oudere dame schommelde door het gangpad. Ze zette zich met moeite op het vrije plekje naast mij. Ik lachte naar haar. Zij vroeg me op de man af wat ik deed in het leven. Ik vind dat een moeilijke vraag. Zeker wanneer ze als ijsbreker wordt ingezet.

Ze moet mijn aarzeling gezien hebben. ‘Wat doe je van job?’ verduidelijkte ze. Ik ademde een keer diep in. Toen heb ik gezegd waar het op stond: ‘Ik ben murenfluisteraar.’ Ze zette grote ogen op. ‘Kijk,’ verduidelijkte ik op mijn beurt. ‘Je hebt paardenfluisteraars en hondenfluisteraars. En ik fluister tegen muren.’ Ze kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Zo gek is dat niet, mevrouw. In een bepaald deel van Jeruzalem is dat dagelijkse kost. En ik word er zelfs voor betaald.’ Ik liet een vette knipoog op haar los. Zij schudde haar hoofd. Ik begreep dat het moment gekomen was om het hard te spelen. Ik nam mijn portefeuille en haalde mijn lerarenkaart boven. Ze lachte toen ze het eindelijk begreep en vouwde haar handen boven haar sacoche. ‘Meneer is schoolmeester,’ zei ze toch vooral in zichzelf. Ze sprak zo stil dat het haast fluisteren was.