maandag 4 november 2019

Kamer


Ze brengt veel tijd door in haar kamer. Om haar baby’s te verzorgen zoals jonge moeders doen. Om schooltje te spelen met haar knuffels en poppen. Ze leest er ook voor. Dan staan en liggen de wezens van pluche en plastiek in een halve kring. En zij zit het vertelmoment voor. Met een boek in haar hand op het rieten stoeltje waar ik als kleine kerel al mijn broeken op versleet. Dan ontstaan er verhalen waarvan ze de letters nog niet kent. Ze plukt gewoon haar zinnen uit de prenten. Een makkie wanneer er voldoende verbeelding tussen de oren knettert. Als ik sta te luistervinken aan de deur, klopt mijn vaderhart tien keer sneller. Tot het verhaal ophoudt en ze klaagt van: ‘Papaaaaaah, afluisteren is niet beleefd.’ Dan slik ik mijn vreugde in en daal de trap af.
Schrijven doet ze er ook. Op haar rieten stoel, met haar hand die nog onzeker een balpen omklemt. Ik stel me voor hoe de letters kraken en piepen wanneer ze aan het papier worden toevertrouwd. Soms snelt ze de trap af en duwt een papiertje in mijn handen. ‘Heb ik een woord geschreven?’ wil ze dan weten. Dan begin ik elk woord traag te verklanken, met een vinger langs de letters.
Onlangs gebeurde het. Tergend langzaam las ik bufkun. Omdat het zo lekker klonk herhaalde ik het. Ze proestte het uit en ging er haar broer bijhalen. Haar broer deed net hetzelfde als ik. En wanneer hij bufkun uit zijn mond liet rollen, barstten ze samen in lachen uit om haar eerste, echte, eigen woord.
Sinds haar bufkun ondernam ze meerdere pogingen om iets straffers te bedenken. Maar geen enkel vers woord haalt het van haar eerste. Het is een monument dat ze uit toeval en inkt optrok. Het staat als een huis en doet mijn vaderhart zingen. Van lang zal ze lezen, schrijven en nog zoveel meer in de kamers van haar hoofd.