Ik zit te tikken op mijn laptop,
terwijl mijn zoon van zes een wel erg netelige en levensbeschouwelijke vraag op
me afvuurt. Met een ‘Hoe bedoel je?’ probeer ik tijd te winnen. Voor het eerst
dient de kwestie geloof zich met enige sérieux aan en ik weet onmiddellijk dat
ik het met evenveel sérieux wil aanpakken. Alleen weet ik niet hoe.
Mijn zoon rommelt ondertussen in
zijn boekentas. Hij haalt er een A3 uit die beplakt is met prenten van de zon,
de maan, sterren, de zee, dieren, planten en twee vrolijke mensen. Trots toont
hij zijn werkstuk, waarbij hij zijn vraag herhaalt.
‘Bedoel je misschien God?’ vraag
ik op mijn beurt.’ Ik lees verwarring in zijn ogen. ‘De papa van Jezus?’ verduidelijk
ik. ‘Ja, die ook,’ antwoordt hij aarzelend.
Ik haal diep adem. Voor mezelf heb
ik uitgemaakt dat ik eerlijk wil zijn, ook als dat tot gevolg zal hebben dat ik
nog meer verwarring zaai in dat mooie kinderhoofd. ‘Nee, jongen, dat geloof ik
niet,’ antwoord ik zo droog mogelijk. Zijn mond valt open. ...
Lees de volledige tekst op Maison Slash.