uit het voorwoord van Deus de Poche
statement
kom nou we gaan niet spetterpoepig doen
laat de zielenknijper zijn eigen ziel maar
knijpen zoals de erosie-van-het-hart-dichters
tussen septemberregens door eenzaam huilen
om de liefde die hen nogmaals en terecht verlaten
heeft
laat ons het woord met een kraag van schuim
goudbruin drinken en het vers verversen
dat het witter klinkt dan wit
laat ons vanavond dure eden zweren
die we nimmer gestand doch gestrand nakomen
kunnen wij moeten snode plannen smeden
nu het bier nog proeft naar bier en wij in de ogen
van zigeunervrouwen dieper zinken dan in hun rokken
laat ons verdomme godslasterend zingen van de lente
van de zon en ontblote meisjeskuiten dat jan met de
pet
maar vissen wezen of biljarten en de vogels maar
fluiten
naar hun centen want wie beloont een fluitconcert
waar niemand echt om vraagt?
laat ons gelaten wij maar laten wat de moeite niet
en een wrange en groene lach bij dit gezegd
ach laat ons godverdomme niet te laat geboren zijn
in een land met ander licht maar de droesem
voor bloesem wisselen en de maan voor sterrenstof en
laat mij de eenzaam zwarte nacht
nu het schuurt over mijn hart en septemberregen valt
en de dichter in mij huilt om voorgoed vergane liefde
badmeesters
grote voeten
hebben zij
bleek vol
rare bobbels
je moet ze
ook altijd zien
want ze
komen klets klets in sandalen
aangelopen
en schreeuwen
trek trek in
je oor van
dat je naar
de kapper
of anders
dan een badmuts op
zoals
paardenstaartenmeisjes
bolle ogen
hebben zij
vol
spiegelwater zonder chloor
omdat ze
telkens denken:
dit is het
ergste
wat een
jongen
overkomen kan
gepubliceerd in Deus de Poche (nr 145bis) van literair tijdschrift Deus Ex Machina