maandag 12 augustus 2013

dichterlijk (gedrukt) debuut in Deus de Poche

'Iedereen schrijft. Lang niet iedereen doet dat even goed. Dat hoeft geen bezwaar te zijn. Zij die het lef of de overmoed hebben om hun teksten daadwerkelijk te onderwerpen aan de kritische wijsneuzigheid van literaire redactrices en redacteurs, verdienen in elk geval een eerlijke re(d)actie. ... Gelukkig doen we af en toe echte ontdekkingen.'
uit het voorwoord van Deus de Poche



statement

kom nou we gaan niet spetterpoepig doen
laat de zielenknijper zijn eigen ziel maar
knijpen zoals de erosie-van-het-hart-dichters
tussen septemberregens door eenzaam huilen
om de liefde die hen nogmaals en terecht verlaten heeft

laat ons het woord met een kraag van schuim
goudbruin drinken en het vers verversen
dat het witter klinkt dan wit

laat ons vanavond dure eden zweren
die we nimmer gestand doch gestrand nakomen
kunnen wij moeten snode plannen smeden
nu het bier nog proeft naar bier en wij in de ogen
van zigeunervrouwen dieper zinken dan in hun rokken

laat ons verdomme godslasterend zingen van de lente
van de zon en ontblote meisjeskuiten dat jan met de pet
maar vissen wezen of biljarten en de vogels maar fluiten
naar hun centen want wie beloont een fluitconcert
waar niemand echt om vraagt?

laat ons gelaten wij maar laten wat de moeite niet
en een wrange en groene lach bij dit gezegd
ach laat ons godverdomme niet te laat geboren zijn
in een land met ander licht maar de droesem
voor bloesem wisselen en de maan voor sterrenstof en

laat mij de eenzaam zwarte nacht
nu het schuurt over mijn hart en septemberregen valt
en de dichter in mij huilt om voorgoed vergane liefde


badmeesters

grote voeten hebben zij
bleek vol rare bobbels
je moet ze ook altijd zien
want ze komen klets klets in sandalen
aangelopen en schreeuwen
trek trek in je oor van  
dat je naar de kapper
of anders dan een badmuts op
zoals paardenstaartenmeisjes

bolle ogen hebben zij
vol spiegelwater zonder chloor
omdat ze telkens denken:
dit is het ergste
wat een jongen
overkomen kan

gepubliceerd in Deus de Poche (nr 145bis) van literair tijdschrift Deus Ex Machina