donderdag 9 januari 2014
hier beweegt wat - stadsgedicht Jezuïetenkerk II
waarop de jezuïet (de allerlaatste) oreert en repliceert
(voor god en klein pierke):
maar dit was de bedoeling niet
ik zink op mijn knieën
te midden van dit heilig schip
en smeek u plies verbrand
de kaartjes voor ’t concert (met een paaskaars of een offerlicht)
ontstem de instrumenten (met dissonant gebed)
het is niet kies het past niet (non decet zegt de Vader)
in dit huis is men gehoorzaam
enkel aan het Allerhoogste
hier ervaart men tijdens de Heilige Mis
wat het is om de hemel van de grond af op te bouwen
gij als bunker van het Instituut
moet u openstellen
voor de crisis van het hart
en zeg mij raar maar waar anders dan
vandaag kan een mens zijn knoken
buigen bidden blèten boete doen?
wij moeten terugslaan als artillerie
met raak gekozen salvo’s van ritueel en kerklatijn
wij moeten preken met salpeter op de tong
ploegen en zaaien (desnoods tussen de rotsen)
en eens zal het dorre zand als vruchtbaar land verrijzen
Klik hier voor deel 1 van het drieluik.
zaterdag 21 december 2013
Uit de oude doos - Over nonkel sergeant
en zijn liefde voor muziek
Nonkel sergeant moet zowat het stereotiepe voorbeeld zijn van een gefrustreerde rekrutentrainer. Talrijk zijn de jongens die nonkel sergeant tot man maakte. Even talrijk zijn de rechtszaken die jonge rekruten tegen hem aanspanden. Maar nimmer won zo’n groentje van mijn nonkel sergeant, tot meerdere eer en glorie van het vaderland. Dat raakt zomaar niet aan zijn bouwstenen. Het vaderland verzorgt zijn fundamenten zo goed en zo kwaad het maar kan. Al zal het volgens nonkel sergeant nooit meer worden wat het was. In tijden van dienstplicht en Koude Oorlog werd de sergeant nog werkelijk naar waarde geschat. Hij belichaamde de tucht en de eendracht in ons Belgenland.
De zoon van nonkel sergeant, mijn neef Joris, had een zware ontvoogdingsstrijd te voeren, dat spreekt. Wanneer de vaderfiguur regeert als een dictator, betekent rebellie vaak de enige uitweg voor de andere leden van het gezin. Goed dat neef Joris uit het rebelse hout gesneden was. Op lichamelijk gebied weigerde hij de korte gedrongen vormen van zijn vader aan te nemen. Zijn tengere lichaamsbouw volgde de bloedlijn van zijn moeder, tant’ Francine. Tijdens zijn puberteit nam neef Joris elke poging tot provocatie te baat. Hij dweepte met zware metalgroepen, droeg uitsluitend zwarte kledij en liet zijn haar groeien. Wanneer neef Joris na zijn middelbare studies besloot om naar het conservatorium te gaan, barstte de bom.
‘Wat?! Klarinet?! Gij zijt niet goed zeker!’ schreeuwde nonkel sergeant. ‘Klarinet is voor mietjes. Trouwens, heel het conservatorium zit vol sjanetten. Met al dat lang haar dat niet onder een baret kan en al dat gezeik over solsleutels. Den enige sleutel waar ge echt iets mee kunt, dat is nen Engelse. Gij naar ‘t conservatorium? Geen haar op mijne kop dat eraan denkt!’
Neef Joris zweeg als vermoord. Hij wist dat hij toch zou gaan, met of zonder goedkeuring van zijn pater familias. Ook tant’ Francine zweeg die bewuste dag. De vrouw van nonkel sergeant kende na al die jaren haar plaats wel.
Niemand weet exact hoe neef Joris het uiteindelijk voor elkaar kreeg. Hij startte zijn opleiding klarinet te Antwerpen. De eerste weken nam nonkel sergeant regelmatig contact op met het secretariaat van de muzikale instelling. Dan dreigde hij de afdeling hout- en koperblazers op te blazen. De dames, die het secretariaat bemanden, lieten de blaffende hond rustig uitrazen aan de lijn. Van die aanslag is nooit iets in huis gekomen.
Het staat buiten kijf dat neef Joris de beledigingen van zijn vader nooit heeft kunnen verkroppen. Dat maakte dat hij erg belust was op wraak. Op het jaarlijkse familiefeest in januari zou hij zijn vader eens goed voor schut zetten.
Op zo’n feest worden de nieuwe aanwinsten voorgesteld aan grootvader stamhoofd. Grootvader stamhoofd hield in vroegere jaren alles nauwkeurig bij in zijn stamboomboekje. Na herhaaldelijk schrappen en doorhalen werd de stamboom van zijn geslacht zo onoverzichtelijk, dat hij het niet meer nodig achtte om nieuwe namen te noteren of door te halen. De gevolgen waren niet gering. Zo presteerde hij het een keer om de nieuwe vriendin van neef Frederik met Valerie aan te spreken, terwijl lieve Valerie zich met neef Ward had verloofd.
Neef Joris had zijn wraak vakkundig uitgedacht. Hij zou een beetje later arriveren op het feest en ook dat beetje later liet flink op zich wachten. Nu houdt de familie niet van wachten. Op dat vlak hanteert ze ook vreemde voorschriften. Alle aanwezigen stellen zich cirkelvormig op en laten een klein gaatje in de gevormde formatie vallen. Via dat gaatje dient de telaatkomer in kwestie de kring te betreden. Dat biedt hem of haar de kans om de ganse familie op twee manieren te begroeten. Hij of zij kan elk familielid één voor één persoonlijk gaan groeten of er zich snel vanaf maken door gewoon ‘dag allemaal’ te roepen en enkele kushandjes te strooien. Die laatste mogelijkheid kan op weinig sympathie rekenen, waardoor de telaatkomer steeds genoodzaakt is heel de kring rond te gaan. Maar dat is nog lang niet het ergste. De speech van grootvader stamhoofd kan pas aanvangen vanaf het ogenblik dat iedereen aanwezig is. En grootvader stamhoofd wordt lichtelijk ambetant wanneer hij zijn speech moet uitstellen. Dan gaat hij zijn zinnen door elkaar haspelen. Tenslotte moet hij ophouden met spreken, omdat zijn stembanden het begeven onder de gigantische druk die hij zichzelf oplegt. Diegenen die zoiets op hun geweten hebben, worden jaren later nog verteerd door knagende schuldgevoelens.
Met z’n allen hadden we ons reeds in cirkelformatie opgesteld. Nonkel Frans deed een poging de boel wat op te vrolijken, maar niemand had echt zin om kat en muis te spelen. We grapten wat ongemakkelijk de spanning weg die zich aan het verspreiden was. Grootvader stamhoofd begon zichtbaar nerveus te worden. Zo nu en dan zette hij grote ogen op en bewoog zijn neusvleugels op en neer.
Plots betrad neef Joris de zaal. Met een fijne glimlach om de mond wurmde hij zich door het telaatkomersgaatje, tot in het middelpunt van de belangstelling.
‘Dag allemaal!’ riep hij.
Hij strooide enkele kushandjes en klapte in de handen, terwijl hij met zijn mond tromgeroffel nabootste. Een muzikaal intermezzo dat grootvader stamhoofd best waarderen kon. Met zijn knokige voet tikte hij de maat mee op de vloer. Alle ogen hadden zich ondertussen op de deur gericht. Een oude, papperige vent kwam binnen. Ook deze man wrong zich tot in het midden van de kring. Een bijtende zweetlucht verspreidde zich in de zaal.
‘Dat is Freddy,’ zei neef Joris, ‘mijn vaste vriend.’
Het werd muisstil.
‘Ja, pa, ik ben ne flikker,’ vervolgde neef Joris. ‘En ik ben heel gelukkig met Freddy. Wat had ge dan gedacht? Ik speel klarinet, dus ik blaas op alles wat ik in mijn handen krijg. Op dat vlak ben ik van nikske ni vies.’
Neef Joris greep de hand van nonkel sergeant en schudde overdreven hard. Nonkel sergeant trok zijn hand onmiddellijk terug. Hij was met verstomming geslagen. Na enkele ogenblikken ging de verstomming over in een furieus briesen en tant’ Francine barstte in een hevig snikken uit. De combinatie van briesen en snikken klonk als een harmonieus gecomponeerd muziekstuk, waarin tant’ Francine de tegentijden voor haar rekening nam. Ze kwam toen verrassend muzikaal voor de dag. Even leek nonkel sergeant solo te gaan, maar hij schudde een tactisch manoeuvre uit zijn mouw.
‘Francine, stopt met dat bleiren! Dat gaat niks veranderen aan die flikker van die zoon van ons.’
Als een Pruis klakte hij zijn hielen samen, legde zijn rechterhand op de hartstreek en hief de Brabaçonne aan. Nonkel Frans, die de tekst niet kende, zong luidkeels mee in de tatataa-versie.
Neef Joris stoorde zich niet aan het vaderlandslievend exces. Beheerst werkte hij de begroetingen in de kring af. Ook Freddy ging mee rond. Erg moedig van die man. Toch doorzetten, ondanks het wat stroeve eerste contact met zijn schoonouders.
De speech van grootvader stamhoofd was die feestelijke editie vreselijk kort. Zijn stembanden stonden onder vreselijke druk. Hij zei dat hij graag zo snel mogelijk aan tafel wilde en liet een luide boer.
‘Goe gezegd!’ riep nonkel Frans en hij zette het feestgedruis in gang: ‘Bikkebikkebik haphaphap!’
Freddy hebben we daarna nooit meer gezien. Neef Joris vertrouwde me later toe dat Freddy zijn docent muziekgeschiedenis was. Omdat hij vreesde voor een onvoldoende op dat onderdeel en omdat Freddy van lekker eten hield, hadden die twee het op een akkoordje gegooid: een voldoende in ruil voor een Bourgondisch maal in aangenaam gezelschap.
Op een volgend feestje kwam neef Joris met Veronique aanzetten, een studente trompet met een solide embouchure. Nonkel sergeant was zeer opgetogen over de keuze van zijn verloren zoon. Na de eerste kennismaking blies Veronique vlekkeloos de nationale hymne. Nonkel sergeant salueerde met tranen in de ogen.
Nonkel sergeant moet zowat het stereotiepe voorbeeld zijn van een gefrustreerde rekrutentrainer. Talrijk zijn de jongens die nonkel sergeant tot man maakte. Even talrijk zijn de rechtszaken die jonge rekruten tegen hem aanspanden. Maar nimmer won zo’n groentje van mijn nonkel sergeant, tot meerdere eer en glorie van het vaderland. Dat raakt zomaar niet aan zijn bouwstenen. Het vaderland verzorgt zijn fundamenten zo goed en zo kwaad het maar kan. Al zal het volgens nonkel sergeant nooit meer worden wat het was. In tijden van dienstplicht en Koude Oorlog werd de sergeant nog werkelijk naar waarde geschat. Hij belichaamde de tucht en de eendracht in ons Belgenland.
De zoon van nonkel sergeant, mijn neef Joris, had een zware ontvoogdingsstrijd te voeren, dat spreekt. Wanneer de vaderfiguur regeert als een dictator, betekent rebellie vaak de enige uitweg voor de andere leden van het gezin. Goed dat neef Joris uit het rebelse hout gesneden was. Op lichamelijk gebied weigerde hij de korte gedrongen vormen van zijn vader aan te nemen. Zijn tengere lichaamsbouw volgde de bloedlijn van zijn moeder, tant’ Francine. Tijdens zijn puberteit nam neef Joris elke poging tot provocatie te baat. Hij dweepte met zware metalgroepen, droeg uitsluitend zwarte kledij en liet zijn haar groeien. Wanneer neef Joris na zijn middelbare studies besloot om naar het conservatorium te gaan, barstte de bom.
‘Wat?! Klarinet?! Gij zijt niet goed zeker!’ schreeuwde nonkel sergeant. ‘Klarinet is voor mietjes. Trouwens, heel het conservatorium zit vol sjanetten. Met al dat lang haar dat niet onder een baret kan en al dat gezeik over solsleutels. Den enige sleutel waar ge echt iets mee kunt, dat is nen Engelse. Gij naar ‘t conservatorium? Geen haar op mijne kop dat eraan denkt!’
Neef Joris zweeg als vermoord. Hij wist dat hij toch zou gaan, met of zonder goedkeuring van zijn pater familias. Ook tant’ Francine zweeg die bewuste dag. De vrouw van nonkel sergeant kende na al die jaren haar plaats wel.
Niemand weet exact hoe neef Joris het uiteindelijk voor elkaar kreeg. Hij startte zijn opleiding klarinet te Antwerpen. De eerste weken nam nonkel sergeant regelmatig contact op met het secretariaat van de muzikale instelling. Dan dreigde hij de afdeling hout- en koperblazers op te blazen. De dames, die het secretariaat bemanden, lieten de blaffende hond rustig uitrazen aan de lijn. Van die aanslag is nooit iets in huis gekomen.
Het staat buiten kijf dat neef Joris de beledigingen van zijn vader nooit heeft kunnen verkroppen. Dat maakte dat hij erg belust was op wraak. Op het jaarlijkse familiefeest in januari zou hij zijn vader eens goed voor schut zetten.
Op zo’n feest worden de nieuwe aanwinsten voorgesteld aan grootvader stamhoofd. Grootvader stamhoofd hield in vroegere jaren alles nauwkeurig bij in zijn stamboomboekje. Na herhaaldelijk schrappen en doorhalen werd de stamboom van zijn geslacht zo onoverzichtelijk, dat hij het niet meer nodig achtte om nieuwe namen te noteren of door te halen. De gevolgen waren niet gering. Zo presteerde hij het een keer om de nieuwe vriendin van neef Frederik met Valerie aan te spreken, terwijl lieve Valerie zich met neef Ward had verloofd.
Neef Joris had zijn wraak vakkundig uitgedacht. Hij zou een beetje later arriveren op het feest en ook dat beetje later liet flink op zich wachten. Nu houdt de familie niet van wachten. Op dat vlak hanteert ze ook vreemde voorschriften. Alle aanwezigen stellen zich cirkelvormig op en laten een klein gaatje in de gevormde formatie vallen. Via dat gaatje dient de telaatkomer in kwestie de kring te betreden. Dat biedt hem of haar de kans om de ganse familie op twee manieren te begroeten. Hij of zij kan elk familielid één voor één persoonlijk gaan groeten of er zich snel vanaf maken door gewoon ‘dag allemaal’ te roepen en enkele kushandjes te strooien. Die laatste mogelijkheid kan op weinig sympathie rekenen, waardoor de telaatkomer steeds genoodzaakt is heel de kring rond te gaan. Maar dat is nog lang niet het ergste. De speech van grootvader stamhoofd kan pas aanvangen vanaf het ogenblik dat iedereen aanwezig is. En grootvader stamhoofd wordt lichtelijk ambetant wanneer hij zijn speech moet uitstellen. Dan gaat hij zijn zinnen door elkaar haspelen. Tenslotte moet hij ophouden met spreken, omdat zijn stembanden het begeven onder de gigantische druk die hij zichzelf oplegt. Diegenen die zoiets op hun geweten hebben, worden jaren later nog verteerd door knagende schuldgevoelens.
Met z’n allen hadden we ons reeds in cirkelformatie opgesteld. Nonkel Frans deed een poging de boel wat op te vrolijken, maar niemand had echt zin om kat en muis te spelen. We grapten wat ongemakkelijk de spanning weg die zich aan het verspreiden was. Grootvader stamhoofd begon zichtbaar nerveus te worden. Zo nu en dan zette hij grote ogen op en bewoog zijn neusvleugels op en neer.
Plots betrad neef Joris de zaal. Met een fijne glimlach om de mond wurmde hij zich door het telaatkomersgaatje, tot in het middelpunt van de belangstelling.
‘Dag allemaal!’ riep hij.
Hij strooide enkele kushandjes en klapte in de handen, terwijl hij met zijn mond tromgeroffel nabootste. Een muzikaal intermezzo dat grootvader stamhoofd best waarderen kon. Met zijn knokige voet tikte hij de maat mee op de vloer. Alle ogen hadden zich ondertussen op de deur gericht. Een oude, papperige vent kwam binnen. Ook deze man wrong zich tot in het midden van de kring. Een bijtende zweetlucht verspreidde zich in de zaal.
‘Dat is Freddy,’ zei neef Joris, ‘mijn vaste vriend.’
Het werd muisstil.
‘Ja, pa, ik ben ne flikker,’ vervolgde neef Joris. ‘En ik ben heel gelukkig met Freddy. Wat had ge dan gedacht? Ik speel klarinet, dus ik blaas op alles wat ik in mijn handen krijg. Op dat vlak ben ik van nikske ni vies.’
Neef Joris greep de hand van nonkel sergeant en schudde overdreven hard. Nonkel sergeant trok zijn hand onmiddellijk terug. Hij was met verstomming geslagen. Na enkele ogenblikken ging de verstomming over in een furieus briesen en tant’ Francine barstte in een hevig snikken uit. De combinatie van briesen en snikken klonk als een harmonieus gecomponeerd muziekstuk, waarin tant’ Francine de tegentijden voor haar rekening nam. Ze kwam toen verrassend muzikaal voor de dag. Even leek nonkel sergeant solo te gaan, maar hij schudde een tactisch manoeuvre uit zijn mouw.
‘Francine, stopt met dat bleiren! Dat gaat niks veranderen aan die flikker van die zoon van ons.’
Als een Pruis klakte hij zijn hielen samen, legde zijn rechterhand op de hartstreek en hief de Brabaçonne aan. Nonkel Frans, die de tekst niet kende, zong luidkeels mee in de tatataa-versie.
Neef Joris stoorde zich niet aan het vaderlandslievend exces. Beheerst werkte hij de begroetingen in de kring af. Ook Freddy ging mee rond. Erg moedig van die man. Toch doorzetten, ondanks het wat stroeve eerste contact met zijn schoonouders.
De speech van grootvader stamhoofd was die feestelijke editie vreselijk kort. Zijn stembanden stonden onder vreselijke druk. Hij zei dat hij graag zo snel mogelijk aan tafel wilde en liet een luide boer.
‘Goe gezegd!’ riep nonkel Frans en hij zette het feestgedruis in gang: ‘Bikkebikkebik haphaphap!’
Freddy hebben we daarna nooit meer gezien. Neef Joris vertrouwde me later toe dat Freddy zijn docent muziekgeschiedenis was. Omdat hij vreesde voor een onvoldoende op dat onderdeel en omdat Freddy van lekker eten hield, hadden die twee het op een akkoordje gegooid: een voldoende in ruil voor een Bourgondisch maal in aangenaam gezelschap.
Op een volgend feestje kwam neef Joris met Veronique aanzetten, een studente trompet met een solide embouchure. Nonkel sergeant was zeer opgetogen over de keuze van zijn verloren zoon. Na de eerste kennismaking blies Veronique vlekkeloos de nationale hymne. Nonkel sergeant salueerde met tranen in de ogen.
zaterdag 14 december 2013
hier adem ik - Gierik & NVT
*
je blijft doofstom
het moorden gadeslaan
het raakt het harde hart niet
verveelt bijna het aangezogen oog
dan sluip je de horizon achterna
en gluiperd als je bent klauw
je woedend zwarte gaten
in de door god verlaten leegte
van een eeuwig firmament
je kreunt en kraakt en huilt
om katers in je bed je lippen
zoeken geen kussen maar woorden
dat hoort nu zo
nu je klaagzang klappertandt
en klinkt als bidden in de kou
het eenzame meisje
ik ken niemand
niemand kent mij
hier adem ik
geen kat merkt mij op
geen hond neemt me
bij de hand mee naar huis
en drukt me in de sofa zijn kussen
op mijn huid geen man komt op z’n zij
tot mij er is alleen beweging (die ene)
er is mijn huid er is
mijn adem en nu
de avond wordt koud
en kouder de nacht
het koudst blijft de hand
die zich vergist
gepubliceerd in winternummer Back after the war van Gierik & NVT
je blijft doofstom
het moorden gadeslaan
het raakt het harde hart niet
verveelt bijna het aangezogen oog
dan sluip je de horizon achterna
en gluiperd als je bent klauw
je woedend zwarte gaten
in de door god verlaten leegte
van een eeuwig firmament
je kreunt en kraakt en huilt
om katers in je bed je lippen
zoeken geen kussen maar woorden
dat hoort nu zo
nu je klaagzang klappertandt
en klinkt als bidden in de kou
het eenzame meisje
ik ken niemand
niemand kent mij
hier adem ik
geen kat merkt mij op
geen hond neemt me
bij de hand mee naar huis
en drukt me in de sofa zijn kussen
op mijn huid geen man komt op z’n zij
tot mij er is alleen beweging (die ene)
er is mijn huid er is
mijn adem en nu
de avond wordt koud
en kouder de nacht
het koudst blijft de hand
die zich vergist
gepubliceerd in winternummer Back after the war van Gierik & NVT
donderdag 12 december 2013
hier beweegt wat - stadsgedicht Jezuïetenkerk I
de kerk spreekt:
hier
woonde niemand
meer
geen god geen pater
kardinaal
men knielde niet langer
rooms
bij elkaar met kelen die gonsden van gezangen
er werd
gezwegen als vermoord
en in
het donker enkel door de spleten
van mijn
dak sijpelde bijna verboden licht
als dit
aanhoudt reclameerde ik dit evangelie
van
verkrotting tussen zijbeuk schip en koor
sleur ik
mezelf barok of niet
tot aan
‘t grootste wijwatervat van ’t stad
en
dompel mij voorgoed
met mijn
marmer glas en bronzen kruis
in slib
en stroom ten onder
geen kat
geen hond keek op
het
bleef naaldstil in huis en tuin
ik doe
het tierde ik en ging
tekeer
kokend in mijn mager vet
tempeestte
als de beesten en vuurde
een
dakpan af (of twee drie vier) naar mijn geburen
geen kat
of rat keek naar mij om
de
etterbuil in centrum stad
ik
bestond niet en zonk weg
nog
lager dan bel 20
tot de
meest moderne messias kwam
ons
wardje met zijn aureool
van vlag
en almanak het was
onuitputtelijk
lente de hemel
een
baldakijn vol blauw en goud
met hier
en daar een witgebuikte wolk
zondag 1 december 2013
stadsgedicht tegen geplande Ivarem afvaltaks
ik ben de kak in
het eigen nest
de beerput van de
drang
tot consumeren tot
voor kort
was ik niets
waard
ik kom van overal
heb weet van wat
er leeft en eet
en hoor het volk
nu morren
want u heft een
taks op mij?
voor ’t rot van ’t
straat komaan
ik ben dat geld
niet waard
zal ik mijn stem
dan maar verheffen?
mijn giftige
reutel van etensrest
en bakpapier ik
de etterbuil
van wattenstaaf
en koffiegruis ik zeg u:
ga zo door en
zelfs ik raak niet
meer van de
straat als het moet
bezet ik elke
stoep meermaals per week
voorgoed
Om de petitie te tekenen, klik op afvaltaks.
vrijdag 1 november 2013
Uit de oude doos - Brief aan oma (anno 2000)
Lieve oma,
Ik schrijf je een brief. Je vindt het toch niet erg dat ik oma schrijf, moemoe
staat niet zo mooi op papier. Ik wil je eerst even zeggen dat opa erg dapper is
geweest, dat nog altijd is en ik volledig ben genezen van die zware bronchitis toen.
Zowat negen jaar geleden piepte ik als een oude deur. Dat is verleden tijd nu,
net zoals jij.
Ik weet niet precies meer hoe je was, hoe je stem
klonk of hoe je koffie dronk. Slurpend vermoed ik, zoals opa. Maar ik weet dat je
koffie altijd heel lekker was en je boterhammen erg smaakten. Je kon zo
vreselijk goed oma zijn.
Oma, ik denk niet zoveel meer aan jou. Elke dag ga je
een beetje meer dood, word je een beetje meer graf. Dood met een beetje dood
erbij. Dus ik neem me voor je elke dag opnieuw te bedenken.
Heel kort. Voor het slapengaan misschien. Tot ik doodga misschien. Tot ziens misschien? Slaapwel oma.
Liefs,
je kleinzoon Tom
p.s.: de zoon van Pol en Yvonne
woensdag 16 oktober 2013
Kanttekening bij Nobelprijs voor de vrede
Foei, foei, foei, zo soldaatje spelen met gifgas. Daar gaan de mondjes van schuimen en daar wordt een beetje mens niet goed van. Dus vingertje in de lucht en afvoeren die chemische handel. Handen op elkaar voor het OPCW.
Voor de rest blijven we ter plaatste rustig verder folteren, verkrachten, Scudraketten afvuren, tanks parkeren op plekken die geen parkings zijn, ...
Dan maar de poëzie in de strijd gooien? Zij maakt vooralsnog geen slachtoffers.
de barbier van aleppo
crisis is het hier
van haar en hart
nu elke man granaten gooit
en zijn baard laat gaan
vroeger toen de nood
tot boven de minaret reikte
scheerde ik schapen
nu graast er niet een
tussen halab en golan
het offerfeest wordt schraal dit jaar
vandaag slijp ik mijn scharen
op het staartstuk van een scudraket
na elk gebed scheer ik een lijk
van mijn eigen broer of zoon
maar als god het wil
scheer ik op een mooie dag
de keel van hond bashar
Voor de rest blijven we ter plaatste rustig verder folteren, verkrachten, Scudraketten afvuren, tanks parkeren op plekken die geen parkings zijn, ...
Dan maar de poëzie in de strijd gooien? Zij maakt vooralsnog geen slachtoffers.
de barbier van aleppo
crisis is het hier
van haar en hart
nu elke man granaten gooit
en zijn baard laat gaan
vroeger toen de nood
tot boven de minaret reikte
scheerde ik schapen
nu graast er niet een
tussen halab en golan
het offerfeest wordt schraal dit jaar
vandaag slijp ik mijn scharen
op het staartstuk van een scudraket
na elk gebed scheer ik een lijk
van mijn eigen broer of zoon
maar als god het wil
scheer ik op een mooie dag
de keel van hond bashar
Abonneren op:
Posts (Atom)