Gisteren zat ik op de bus.
Een oudere dame schommelde door het gangpad. Ze zette zich met moeite op
het vrije plekje naast mij. Ik lachte naar haar. Zij vroeg me op de man af wat ik
deed in het leven. Ik vind dat een moeilijke vraag. Zeker wanneer ze als
ijsbreker wordt ingezet.
Ze moet mijn aarzeling
gezien hebben. ‘Wat doe je van job?’ verduidelijkte ze. Ik ademde een keer diep
in. Toen heb ik gezegd waar het op stond: ‘Ik ben murenfluisteraar.’ Ze zette
grote ogen op. ‘Kijk,’ verduidelijkte ik op mijn beurt. ‘Je hebt
paardenfluisteraars en hondenfluisteraars. En ik fluister tegen muren.’ Ze
kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Zo gek is dat niet, mevrouw. In een bepaald
deel van Jeruzalem is dat dagelijkse kost. En ik word er zelfs voor betaald.’
Ik liet een vette knipoog op haar los. Zij schudde haar hoofd. Ik begreep dat
het moment gekomen was om het hard te spelen. Ik nam mijn portefeuille en
haalde mijn lerarenkaart boven. Ze lachte toen ze het eindelijk begreep en
vouwde haar handen boven haar sacoche. ‘Meneer is schoolmeester,’ zei ze toch
vooral in zichzelf. Ze sprak zo stil dat het haast fluisteren was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten