zaterdag 6 december 2014

hobbeldesobbelsongs - stadsgedicht

hobbeldesobbelsongs
of ballades voor het dichten van de gaten in de Mechelsestraat

door diverse gebruikers van deze straat

# rode lantaarn van de 1ste Omloop der Lierse Rivieren

hobbeldesobbel
oep mijn knie der zit nen bobbel
rikketikketik
en in ma wiel der zit ne knik


# MUG-arts van het Heilig-Hartziekenhuis

tijdens het sonderen
van de pols van een patiënt
prik ik plots anaal
en die man was niet content


# leerlinge van de Ursulinen

als ik met de fiets
rijd in deze straat
dan schudden mijn bokes
in mijn brooddoos door elkaar


# voorzitter van de Lierse Bicycle Club

ge mut begot
a billen samenknijpen
of a sjokkedeizen
rammelen et a pijpen

gewoen zoemor
oep de macadam
ik mag er ni denken
dasser dan passeren
met den toeristentram


# Lyra supporter

als de spelersbus van de Lierse hier passeert
dan ist nogal normaal
dat geel-zwart degradeert


Beluister het gedicht bij Meer lezen

zondag 17 augustus 2014

de benen van bekele - stadsgedicht

'Vanaf de finish parelt ontgoocheling als zweet.' Jesse Owens

de chrono loopt
de meters hinken en slinken
het wordt alweer het is
een race tegen de                                          
tijd klopt in mijn keel
en jaagt als bloed door zwarte aders
tijd is een opgezet konijn
de glazen oogjes schreeuwen                        
van ik ren dus ik ben
wat ik toen was zal ik worden
goud en ebbenhout
het staat zo mooi
rond mijn nek en op de kast
toch neemt de tijd
zijn tijd vandaag en glijd ik                            
terug naar af en ethiopië


Beluister het gedicht bij Meer lezen

Op 30 juni 2013 organiseerde atletiekclub AC Lyra een B-meeting die op internationale belangstelling kon rekenen. Niemand minder dan de olympische kampioen Kenenisa Bekele kwam naar het Netestadion afgezakt. Het was Bekele’s laatste kans om een WK-limiet te lopen. Sneller dan normaal gaf Bekele’s haas het op en nog niet halfweg wedstrijd was duidelijk dat de Ethiopiër zijn limiet niet zou halen.

woensdag 30 april 2014

stadsgedicht Liers vlaaike

Op zondag 27 april werd het Liers vlaaike officieel Europees erkend en mag het pronken met het blauw-gele label van beschermde geografische aanduiding.
In opdracht van de Orde van het Liers Vlaaike schreef ik enige tijd terug een stadsgedicht. Met dit gedicht sloot ik de ceremonie op het stadhuis af. Het gedicht staat ook te lezen op een muur in de bakkerij van Johan Hendrickx, de voorzitter van de Orde.



dag waarde warme bakker
met je gist en je meel
je appelkoekjes met kaneel
en je zeven granen zonnebloempit lang galetten klein grof wit
dag warme broodjesmakker van je lakker lakker lakker
met je sjoekes en tompoeskes
ik groet je omdat het een zoete ochtend is

                                ség wa sto dien tist 
                                ‘ier zoe te zwanze
                                ik gon die kwast agâkes zan broet gaive 
                                ieder oem toer duurt al lank genoeg 

voor mij een klein lang licht gesneden
een koffiekoek met chocola en eentje met rozijnen
-nee niet die lange doe maar rond-
en olala ook zo één cirkelvormig bruin gebakje
van je smikkel smukkel smakje

                                ség bitskoemmer
                                da noeme zier een liers vlaai-ke
                                -weulle klappe van vlôkes mor soit-  
                                en dor kunde goe van nor de koer gon
                              
ach zo heet dit kleinood lierse vlaai te zijn
zo bescheiden van formaat en toch
geurt de bruine kleur naar de zoetekoek van vannacht
ik dacht al zo daarnet
toen ik binnen kwam gekletterd
met mijn lege tas vol lange letters
wat is dat pygmeegebak
dat denkt zo vol en rond te zijn
wat is dat innieminnie vormpje
dat kruidig ruikt en net niet onder de toogtafel duikt

                                ge mut dor ni over ston zeike
                                ge mut da in awe frak slage menier de powéét  
                                wa hémme wet toch zoe druk druk druk

mmmmmmmmmmmmm
                              oeeeeeeeeeeeeeh
                                                   aaaaaaaaaaaaah

oh la la la laaaaaaaaaaaaaaah                            
         
                                ‘t smokt menier pesies nogal goe
                                wétte dor stééke weulle der tien van in ne rol 
                                én plakke dattie doen och nondedjol

ooh gij kop’ren vlaai gij maakt mij
links en rechts en laag en high
gij doet mij krekel kraaien suskewieten
gij doet mij bloemekes zaaien planten gieten
alsof er na de laatste hap
geen nete meer zal stromen

                                ség menier

mijn beste warme broodjesrakker

                                ség bitskoemmer

geef mij al uw decimale rollen

                                èj paljas!

ik denk dat ik vanaf vandaag

                               menier de powéét ge mut wél nog afdokke hé

het rijmen laat voor wat het is
                           
                                bon de volgendeeeeeh

zonder bruingebakken woorden
zal ik niet minder liever leven

                                én ver madam

maar zonder vlaaike bij elk toekomstig krieken
zag ik wellicht mijn laatste ochtendgloren
                               
                                wa magget zén ver madam 

maandag 21 april 2014

Uit de oude doos - eerbetoon aan Marquez, koffie en het leescafé (2005)

Piet drinkt koffie
Misschien was de stadsbibliotheek wel de enige plek op aarde waar Piet zich volledig thuis en begrepen voelde. De bezoekers lieten elkaar met rust en respecteerden de stilte die onder de leeslampen en tussen de rekken hing. Piet had oog voor detail en sfeer, de bibliotheek ook. Sinds kort had men de leeszaal uitgebreid tot leescafé. Men kon rustig zijn krant lezen, terwijl een kop koffie een heerlijk aroma verspreidde. De grote koepel stelde de actualiteit in een gelukkig daglicht.
  Piet groette de mensen achter de balie en zocht onmiddellijk de leeszaal op.
 Daar ontwaakten kilo’s tijdschriften, weekbladen en kranten uit hun nachtelijke roes. De eerste bezoekers bladerden de slaap uit de papieren ruggen.
 Geamuseerd zocht Piet een stapeltje leesvoer bij elkaar. Een zuchtje tevredenheid ontsnapte aan zijn lippen terwijl hij naar de toog wandelde.
 ‘Het geluk schuilt in kleine dingen,’ mompelde hij. ‘In een krantenkop bijvoorbeeld of in het aroma van een vers kopje koffie.’
 Hij legde de stapel op het fineer en wilde een koffie bestellen, maar er was geen koffiemeisje te bekennen. Piet besloot wat te snuisteren in een tijdschrift, totdat er personeel zou komen opdagen. Dan hoorde hij stappen in de gang.
 Kan het koffiemeisje zijn, dacht hij, maar evengoed een studente kunst die een uitgebreid naslagwerk over de Latemse school wenst te raadplegen. On verra.
 Een fijn gebrande koffiejuf betrad de zaal met een plateau ingepakte klontjes en speculaasjes, de zoetigheden netjes in rijen geschikt.
 Zij weet tenminste wat orde is, besloot Piet, en zij is niet onaardig om naar te kijken.  
 De haren van het koffiemeisje krulden speels. Bij het vooroverbuigen legde zij kuis een hand op haar borst en een lok achter haar linkeroor. In haar hals liep een lijntje dons omlaag.
  De dag is wel erg gul vandaag, vond Piet.
 ‘Een kopje koffie alsjeblieft.’
 ‘Melk en suiker?’ 
 ‘Melk, geen suiker.’
 Geconcentreerd vulde het koffiemeisje het kopje.
 Piet vermoedde dat zij sinds lange tijd in de horeca werkzaam was. Zij voerde de handelingen met precisie en vakmanschap uit. En dat zij nu in het leescafé van deze bibliotheek werkte, bewees dat zij haar neus niet ophaalde voor een vleugje literatuur.
 ‘Leest u al eens een boek?’ informeerde Piet voorzichtig.
 ‘Verslinden, bedoelt u,’ reageerde het koffiemeisje. ‘Ik ben dol op Marquez. Ik krijg maar niet genoeg van zijn Cien años de soledad. Wat een fantastische familieroman. En zijn verhaal El Coronel no tiene quien le escriba. Huiveringwekkend. En het hoofdpersonage in zijn Cronaca di una …’
 Afremmen, dacht Piet, voor zij de bovenhand haalt.
 ‘Ik lees meer dan ik eet, weet u,’ zei Piet. ‘Dat is niet erg gezond, dat besef ik wel en menig streptokok heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Laf, maar begrijpelijk. Ik kan het ze niet kwalijk nemen. Waarschijnlijk vonden ze me vreselijk sympathiek.’
 Het koffiemeisje lachte. De lippen krulden gelukzalig, maar haar keel bracht geen enkel geluid voort.
 Ook lachen doet zij gedoseerd, vond Piet. Goddelijk. En zij houdt duidelijk van situatiehumor. Daar kan ik mijn voordeel uit halen.
 Piet vergoedde haar dienst met klinkende munt en wandelde voorzichtig naar zijn tafeltje. Daar plantte hij het kopje voorzichtig neer. De tijdschriften wierp hij wat bruusk op het tafelblad. Hij zette zich neer om de smaak van een centiliter geluk te doorgronden.
 Piet verwachtte zich aan het proeven van een kopje harmonie, maar hij verslikte zich omdat de smaak het orkest naar huis stuurde, nog voor het de eerste volle noten gespeeld had.
 Onmogelijk, constateerde hij. Voor zo’n volledige koffiejuf smaakt de drank behoorlijk ondermaats. Hij kon het beeld van de koffiejuf maar niet rijmen met de inhoud van een door haar gefabriceerde kop. De situatie, waarin hij verkeerde, was onhoudbaar en vereiste een ogenblikkelijke interventie.
 Als ik haar aan mijn kant krijg, kan ik hier misschien enige invloed uitoefenen op het productieproces van mijn verslaving. Ik moet het proberen, vond Piet en hij stapte opnieuw op het koffiemeisje toe.
 Onmiddellijk het ijs breken, gonsde door zijn hoofd. Met een vleugje humor moet het lukken.
 ‘Houdt u van voetbal?’
 Het koffiemeisje schudde ontkennend haar hoofd.
 ‘Gelukkig maar, ik ook niet. Maar er heeft zich iets heel merkwaardigs voorgedaan op het terrein van FC Westrozebeke afgelopen weekend. De thuisploeg speelde de laatste wedstrijd voor de winterstop met een klassement waarover coach, spelers en supporters herhaaldelijk de loftrompet staken. Tijdens de match hing er een dikke laag mist over het veld. Spelen was zo goed als onmogelijk. Na een kwartier legde de scheidsrechter de match stil. Maar de keeper van de thuisploeg stond nog zo’n 18 minuten overbodig te keepen. Hij zag geen steek meer voor zijn ogen, maar bleef niettemin erg geconcentreerd anticiperen op een mogelijke tegenaanval van de bezoekers. Een supporter schreeuwde door een gordijn van mist dat de match al een tijd was afgefloten. De keeper reageerde later in de pers: “Ik dacht dat onze jongens stevig aan het drukken waren.”’
 Het koffiemeisje lachte, met stijl. Geen klank, slechts vertederend beeld.
 Aan haar pretoogjes kon Piet zien dat het de goede kant opging, en dat hij vooral niet mocht ophouden. Doorgaan Piet, doorgaan jongen.
 ‘Alsof dat nog niet genoeg was, miste de keeper ook de ingang naar de kleedkamers. Naar verluidt besefte hij pas dat hij verkeerd zat, toen een auto hem aanreed op straat, gelukkig zonder al te zware gevolgen.’
 Het koffiemeisje lachte al iets uitbundiger.
 Ze kan niet meer, dacht Piet. Nog even en ze gaat volledig door het lint. Dan zal ze ongegeneerd haar kleren uittrekken en me vragen om met haar de liefde te bedrijven.
 Hij vertelde over een jongeman die de fabrikant van niet-synthetische touwen voor de rechter had gedaagd. De jongeman had geprobeerd zichzelf te verhangen, maar het touw was bij de sprong gebroken onder zijn gewicht. Hij voelde zich bekocht en eiste dat de rechter de productie van niet-synthetische touwen zou verbieden, opdat zulke zaken in de toekomst niet meer zouden voorvallen.
 De pretoogjes van de koffiejuf hielden op met fonkelen. Ze herwon haar zelfbeheersing.
 ‘Ik zou toch ook denken dat natuurlijke materialen kwalitatief beter zijn dan synthetische.’ Beetje verward dronk ze van haar kopje.
 Oppassen jongen, dacht Piet. Zelfmoord ligt erg gevoelig bij haar. Ander onderwerp aansnijden, kerel.
 ‘U zet de koffie hier zelf, neem ik aan?’ probeerde Piet.
 ‘Meneer wil graag weten waarom onze koffie zo slecht smaakt. Dat begrijp ik best. Ik raak hier al maanden geen druppel meer aan.’
 Mooi zo, vond Piet. Een half woord is voldoende. Dat kan voordelig uitpakken als we na de daad een interessant gesprek willen voeren.
 ‘Ik weet ook wel dat de koffie hier niet te drinken is,’ zei het koffiemeisje. ‘Een bibliotheek als deze heeft recht op een degelijke espressomachine, niet op een goedkope koffiezet. Je moet de crema zien golven over heel het oppervlak, voor minder doe ik het niet. Een Roode Pelikaan of zo, dat is wat we hier nodig hebben. Maar de raad van bestuur wilde niet te veel geld aan drank uitgeven, wel aan literatuur. En zelfs als ze een degelijke machine hadden gekocht, blijft het eerste kopje van de dag het beste. Daarna gaat de crema steeds bitterder smaken.’
 Deze dame weet waarover ze spreekt, dacht Piet. Zo’n kans mag ik niet laten liggen. Ik ga haar nog wat stroop om de mond smeren.
 ‘De bezoekers van dit leescafé drinken geen koffie, maar slootwater, lieve deerne. Dat is ongehoord voor een stadsbibliotheek als de onze. Ik ben geheel dezelfde mening toegedaan.’
 ‘Ik ben blij dat u het met me eens bent, mijnheer. Weet u, Márquez heeft ooit geschreven dat de mening van het individu …’
 ‘Wat denkt u?’ onderbrak Piet haar. ‘Als dit gerespecteerd heerschap nu eens een brief aan de raad van bestuur schrijft, waarin hij meldt dat de smaak van de leeszaalkoffie elk geschreven woord zo verzuurt dat na enkele weken geen lezer de zaal nog betreden zal. Zou dat geen goed idee zijn?’
 Verbaasd keek het koffiemeisje hem aan.
 Ze ziet een soort geboren leider in mij, wist Piet. Ik heb haar in mijn zak. We moeten de piste van de brief verder uitdiepen, onmiddellijk.
 ‘Het heerschap zal ook noteren dat de bezoekers de bibliotheek niet meer zullen frequenteren. De herinnering aan een kopje wansmaak laat zich zomaar niet weglezen.’
 Opnieuw die kuise glimlach.
 ‘In een tweede paragraaf noteert dit hoofse heerschap vetgedrukt “… dat hij er zich als heer rekenschap van geeft dat de koffiejuf onheus zou worden behandeld, mocht zij de onbillijke reputatie verwerven een gifmengster te zijn, daar deze jonge deerne niet de oorzaak van het onsmakelijke euvel is, dan wel die ellendige koffiezet. Punt, andere lijn.
 ‘Bravo!’ riep de koffiejuf. Ze applaudisseerde.
 Nu voelde Piet zich een soort god. Hij was een Marquez, een begenadigd woordkunstenaar. Hij was bij machte de realiteit naar zijn hand te zetten. De koffiejuf was nu helemaal van hem. Een orgelpunt was in de maak.
 Zonder nog langer te talmen stormde hij de leeszaal uit, op weg naar de afdeling romans. Bij het rek van de M hield hij halt. Lukraak rukte hij een boek van de grootmeester uit het rek. Koortsachtig speurde hij naar dartelende woorden. Toen hij enkele geschikte zinnen gevonden had, begon hij ze in zichzelf te herhalen, net zolang tot hij ze uit het hoofd kende.
 Alsof de duivel hem op de hielen zat, haastte hij zich opnieuw naar de leeszaal, waar de koffiejuf nog steeds aan het applaudisseren was.
 De tijd staat hier stil, stelde Piet vast. Wat liefde al niet vermag.
 Hij nam de handen van het koffiemeisje vast en kuste deze lang en gevoelig. Hij rechtte zijn rug en declameerde: ‘De volgende dagen kenden ze alleen momenten van rust zolang ze samen waren. Ze raakten niet uitgepraat over hun liefdessmarten. Ze kusten elkaar tot vermoeiens toe, hete tranen schreiend droegen ze minnedichten voor, ze zongen in elkaars oor, rollend in poelen van begeerte gingen ze tot het uiterste van hun krachten: uitgeput, maar nog niet ontmaagd.’
 De koffiejuf keek Piet aan met poelen van begeerte. Zij sprak de profetische woorden: ‘Ik heb al zo vaak gedroomd dat Gabriel op een gezegende dag voor mij zou staan. Dat hij me voorlezen zou uit ongepubliceerd werk, waarna hij me teder zou ontkleden. Aangezien u zonder haperen de meester citeert, wil ik u minnen alsof gij Marquez zelve zijt. Neem mij, bezit mij, laten we tot het uiterste gaan.’
 Ze knoopte haar bloes los en legde het hoofd in de nek. Ze kreunde.
 Piet schoot zijn broek uit en dankte de meester. Hij besloot de koffiejuf te minnen zoals er nog nooit gemind was, achter de toog van een gerespecteerd leescafé. Daarna zouden ze samen koffie drinken. Geen leeszaalrommel, maar echte, Roode Pelikaan of zo.

* Piet citeert  uit ‘Over de liefde en andere duivels’ van Gabriel García Marquez

woensdag 5 februari 2014

hier beweegt wat - stadsgedicht Jezuïetenkerk III


de kerk (slotrepliek) legt de jezuïet het zwijgen op
(voorgoed):

och gij arm schaap in pij
en livrei hoed u voor de wolf
van boven ’t volk te staan
maak uw taal kwadraatcomplex (per omnia secula blablabla)
vertraag uw gebaren en uw liturgie (kijk op www.taichibelgium.be)
kruid uw hostie en uw wierook scherper (al van pepperspray gehoord?)
en het laatste lam verlaat de kudde
van twee man en een schapenkop

ik versloeg hier de duivel van verkrotting
de terreur van cultuur (de zondaars op hun zondags
                                           met hun groots gedacht gevoel
                                           hun overschot aan m’as-tu vu)
kruis erover ik weersta het als graniet
en trouwens zij die zonder zijn
werpen de eerste enzovoort enzovoort
ik heb het vaak genoeg gehoord

en wanneer dan toch zo torenhoog
de nood smeek ik een eeuwenoude bede:

mijn god voor een allerlaatste keer
sta ons steen voor steen bij
steeds weer en steeds meer


Klik hier voor deel 2 en deel 1.
Meer info over het mooie (renovatie)project op www.jezuietenkerk.be.

donderdag 9 januari 2014

hier beweegt wat - stadsgedicht Jezuïetenkerk II


waarop de jezuïet (de allerlaatste) oreert en repliceert 
(voor god en klein pierke):

maar dit was de bedoeling niet
ik zink op mijn knieën
te midden van dit heilig schip
en smeek u plies verbrand
de kaartjes voor ’t concert (met een paaskaars of een offerlicht)
ontstem de instrumenten (met dissonant gebed)
het is niet kies het past niet (non decet zegt de Vader)
in dit huis is men gehoorzaam
enkel aan het Allerhoogste
hier ervaart men tijdens de Heilige Mis
wat het is om de hemel van de grond af op te bouwen

gij als bunker van het Instituut
moet u openstellen
voor de crisis van het hart
en zeg mij raar maar waar anders dan
vandaag kan een mens zijn knoken
buigen bidden blèten boete doen?

wij moeten terugslaan als artillerie
met raak gekozen salvo’s van ritueel en kerklatijn
wij moeten preken met salpeter op de tong
ploegen en zaaien (desnoods tussen de rotsen)
en eens zal het dorre zand als vruchtbaar land verrijzen


Klik hier voor deel 1 van het drieluik.