woensdag 23 mei 2012

Krantenkop

Het was een zwoele lentenacht. Het zwart was hier en daar wit gespikkeld. Zij legde haar hoofd in zijn schoot. Hij legde zijn hoofd in zijn nek.
De meeste sterren die je ziet, bestaan niet, zei hij. We zien alleen het spoor dat ze achterlieten.
Zij knipperde met de ogen en zei: Vertel een vrouw nooit dat de sterren die ze ziet, niet bestaan. Vertel mij liever van dingen die wel bestaan.
Hij wilde zo graag, maar durfde niet, want hij dacht aan een krantenkop van vandaag, aan blauwe plekken en een diepvriesvak. Hij trachtte de gedachte uit zijn hoofd te schudden, maar het lukte niet. Zij keek hem verwachtingsvol aan. Hij had niet veel tijd meer om iets anders te bedenken. Hij begon te zweten. Het is warm, zei hij om zichzelf te redden.
Zij lachte fijntjes. Je kan beter dan dat, zei ze.
Paniek maakte zich van hem meester. Nogmaals trachtte hij de gedachte uit zijn hoofd te bannen, maar het schudden bracht geen zoden aan de dijk. Zijn hoofd werd te klein voor zo’n akelige gedachte. Ze moet eruit, wist hij, en ze zal niet lang op zich laten wachten. Hij strekte zijn benen om tijd te winnen. Haar hoofd glipte tussen zijn bovenbenen door en kwam onzacht in aanraking met de bank. Ze kreunde. Pijn, zei ze ook. Dit doet pijn.
Precies, zei hij en hij was opgelucht dat zij hem begreep.
Toen reed een ijscoman veel te laat de straat in. Zijn luidspreker braakte iets uit wat voor klassiek moest doorgaan. Door de babyfoon klonk gekrijs.  
Hoe durven ze, riep ze uit en ze aaide zichzelf nog een keer over het achterhoofd.
Hoe durven ze, herhaalde hij en hij moest opnieuw aan een vriesvak denken.

N.a.v. de moord op de 4-jarige Diana Farkas

Geen opmerkingen:

Een reactie posten