Vandaag plaats ik een kortverhaal uit 2005 over een familiefeest. In deze tijd van het jaar is feesten nogal in trek. Lang voordat Verhulst met veel succes over zijn nonkels schreef, vatte ik het plan op een familiekroniek te schrijven. Omdat mijn familie, en mijn nonkels in het bijzonder, een voetnoot waard zijn in de annalen van een bijzonder tijdperk (de eeuwwisseling).
Troep
Met nieuwjaarsdag komt onze familie steeds rond de
feesttafel bij elkaar. Dan wensen we eenieder een opperbest jaar, vliegen
enthousiast in spijs en drank, en bakkeleien een beetje. Elke editie heeft
iemand het recht om het menu te kiezen. Deze keer viel die eer mijn nonkel
Frans te beurt. Deze grapjas van het eerste uur maakte een haast klassieke
keuze: bloemkool met worst. Klassiek hoeft echter niet onsmakelijk te zijn. De
familie speelde alles met veel animo naar binnen en na het hoofdgerecht dacht
mijn nonkel Raf er goed aan te doen om een authentieke anekdote op te rakelen.
‘Ik zal eens iets
vertellen over den troep,’ begon hij en mijn nonkel sergeant, die recht
tegenover nonkel Raf zat, kneep zijn ogen achterdochtig tot spleetjes.
‘Vroeger leefden wij
hier in ons Belgenlandje met de gedachte dat dé bom elke dag kon vallen. Onze
sergeant,’ en nonkel Raf knipoogde naar de overkant van de tafel, ‘had ons
geleerd wat we moesten doen bij een atoomaanval. Wanneer het codewoord “flash”
weerklonk, moesten we zo snel mogelijk op de grond gaan liggen en met onze
handen onze ogen bedekken. We zouden de noodprocedure gaan oefenen in een
nabijgelegen weiland. Met onze rugzak en ons wapen trokken we in halfopen
formatie door de wei. Plots brulde sergeant De Vliegher het gekende codewoord.
We hielden onmiddellijk halt en bleven stokstijf staan. “Flash!” bulderde De
Vliegher nog een keer. “Flash, zeg ik, lompe boeren!” Wij bekeken mekaar alsof
we er niets van begrepen. Uiteindelijk liet iemand zich in het gras vallen met
de handen voor de ogen. Dat was soldaat Peeters, geloof ik. Wij liepen er als
de bliksem naartoe, trokken hem recht en vroegen: “Peeters, wat scheelt er
jongen, gaat het?”’
Enkelen van mijn neven en nichten durfden
amper adem te halen.
‘“Sergeant, soldaat Peeters is onwel
geworden!” riep iemand van ons peloton. “Kan u even komen kijken?” Intussen had
sergeant De Vliegher zijn baret woedend op de grond gegooid en stond hij daar
te roepen van het kan niet meer. Sergeant De Vliegher,’ besloot nonkel Raf,
‘die hebben we meer dan eens bij zijn pietje gehad.’
Nu werd er schaamteloos gelachen en hier en
daar werd er zelfs een traan weggepinkt. Alleen nonkel sergeant, die het hele
verhaal met argwaan gevolgd had, bleef stoïcijns bij zoveel familiaal
enthousiasme. Toen iedereen zowaar bekomen was, informeerde hij oprecht naar
dat algemene codewoord bij een atoomaanval. Nonkel Frans, die een kans rook om
alweer de leukste te zijn, veerde recht, salueerde met klakkende hielen en
schreeuwde verschillende malen “flash”. Even later dook een opvallend lenige
nonkel sergeant met de handen voor de ogen naar de grond. Daarbij kwam hij
nogal ongelukkig in het drinkbakje van Tommy terecht, het zwarte schipperke van
mijn nonkel Jean. Met ontbloot tandvlees dook de hond naar de buik van nonkel
sergeant en beet een stuk uit het overhemd van zijn belager. Tant’ Jeanine, de
vrouw van nonkel sergeant, wilde haar echtgenoot verdedigen en smeet haar
handtas naar de vierpotige agressor. Bijna was de lieve hond ook tant’ Jeanine
naar het hemd gevlogen, maar nonkel Jean kwam tijdig tussenbeide met een
duidelijk bevel: ‘Af Tommy!’
Na dit incident
laaide de discussie over huisdieren op familiefeesten weer hoog op. Voor- en
tegenstanders slingerden elkaar verwijten naar het hoofd en Tommy zelf
begeleidde het debat met aanstellerig geblaf. Gelukkig maakte mijn grootvader,
het stamhoofd van de clan, een einde aan het gekibbel. ‘Daar is den dessert,’
kreunde de oude man en iedereen stortte zich monter op de rijstpap met bruine
suiker.